Getuigschrift voor Johann Caspar Saltzmann

001 (2)
Getuigschrift voor Johann Caspar Saltzmann

De foto (klik op de afbeelding voor een vergroting) van dit document heb ik al een poosje in mijn bestanden en is een foto van een getuigschrift voor Johann Caspar Saltzmann geboren in Saxen-Eisenach, als tuinman (Gärtnergesellen), afkomstig van Marcus Westerholt te Charlottenlund, uit 1739. Het originele document bevindt zich in het Gelders Archief in Arnhem en is een waar kunststuk op zich. De tekst, in het (oud) Duits, is moeilijk leesbaar, wat zeg ik, HEEL moeilijk leesbaar. U krijgt dus geen transcriptie van me. Enkele woorden springen eruit, zo ook de woorden Schloss Charlottenlund (volgens wikipedia werd het huidige slot Charlottenlund, Denemarken, tussen 1731 en 1733 gebouwd). Het document vermeldt dat Saltzmann acht maanden als Gärtnergesellen heeft gediend. Hoe komt dit getuigschrift in het Gelders Archief terecht? Wie was Saltzmann, is hij familie/voorouder van de Saltzmannen werkzaam op Charlottenburg, Berlijn en Sans Souci in Potsdam? Aanvullingen, wetenswaardigheden, of een transcriptie (wie durft?), zijn, als altijd, welkom!

FacebooktwitterlinkedinmailFacebooktwitterlinkedinmail


9 gedachten over “Getuigschrift voor Johann Caspar Saltzmann”

  • Is dat effe mooi. Ik heb enkele weken geleden ook een getuigschrift gevonden, ook afgegeven op Charlottenlund, gedateerd 1777. Moet ik nog verder induiken…

      • Ik heb een scan, maar het ‘origineel’ in het archief is een zwart/wit kopie. Ik ken van die Duitse getuigschriften die prachtig in kleur zijn. Misschien is deze het ook, maar ja een kopie…

        Even wat nader gekeken en gegoogeld:

        er is sprake van Christopher Gulbrandt Ström uit Norwegen
        gewerkt op Charlottenlund van 15 oct 1768 tot 15 oct 1771
        bij Gaertner und Schlossverwalter Heinrich Anthon Döllner
        en voor Charlotte Amalia Erbprincessinn zu Dannemark und Norwegen

        datering zal 1771 zijn en niet 1777 (wat archief aangeeft)
        de tuinbaas is Henrik Anton Døllner (1716-1794)
        tuinbaas van Prinses Charlotte Amalie af Danmark og Norge von Oldenburg (1706-1782)

  • Je zou bijna gaan denken dat Charlottenlund een bijdrage per getuigschrift kreeg…

    Dus Ström zat er tussen 1768 en 1771 op de dag af drie jaar, Saltzman in 1739 (als ik het goed lees) voor een periode van acht maanden (februari tot 7 oktober). Ik wilde hier bijna iets uit gaan concluderen over ontwikkelingen mbt de lengte van de opleiding, maar realiseer me dat dat geen zin heeft zonder verdere informatie.

    Context is dus (bijna) alles, mensen. Enige kans dat jullie kwijt willen in welke specifieke archieven deze getuigschriften zijn gevonden?

    • En omdat toeval niet bestaat (nou ja), komt dit vandaag langs via André Le Nôtre (nu ja, zijn Twitter account):

      De Lehrbrief uit (oktober) 1761 van Ernst August Bernhard Petri (1744-1809), in Gotha opgesteld. Omdat Petri’s leermeester, de ‘sächsische Oberhofgärtner Wilhelm Ludwig Steitz’, kort voor de uitreiking overleed, is het document ondertekend door de ‘sächsisch-gothaische Lustgärtner Johann Christoph Krieger’.
      Petri’s leertijd was drie jaar (1758-1761), net zo lang als Ström op Charlottenlund zat. Zijn opa (Johann Nikolaus) en vader (Johann Georg) waren beiden hofgärtner in… Sachsen-Eisenach, waar ook bovengenoemde Johann Caspar Saltzmann geboren werd. Dat moet dus een tijd- en streekgenoot van vader Johann Georg Petri zijn geweest…

  • Na twee dagen met in tuinkunst geïnteresseerde kunsthistorici te hebben doorgebracht op Schloss Benrath, waar ook is gekeken naar de kleine voorraad aan Lehrbriefe die men daar heeft, het volgende:

    De normale opleidingsperiode voor een tuinman bij een Hofgarten was 3 jaar. Op de dag af. Maakte niet uit wanneer men begon, precies drie jaar later werd men -bij gebleken geschiktheid- ‘Geselle’. De bovengenoemde Lehrbriefe van Petri en Ström betreffen getuigschriften die werden opgesteld na afloop van de leerperiode. Bleef de Geselle in de buurt werken, dan was het afgeven van een Lehrbrief in eerste instantie niet nodig: mensen kenden hem of wisten bij wie hij in de leer was geweest. Pas later in de 18de eeuw werd het afgeven van zo’n brief waarschijnlijk verplicht -het kostte ook nog eens een Rheinlandse gulden, dus als het niet nodig was, dan deed je het niet. Tuinlieden hadden of waren geen gilde, dus hadden ook niet de verplichtingen die een dergelijke beroepsgroep zichzelf kon opleggen.

    Waarom dan toch soms zo’n Lehrbrief opstellen? Omdat de goede, ambitieuze tuinlieden na hun opleiding vaak op ‘Wanderschaft’ gingen. Ze trokken dan naar andere hoven, om daar hun kennis uit te breiden. De door de leermeester meegegeven Lehrbrief diende dan als bewijs dat de bewuste Geselle zijn leertijd volledig en naar tevredenheid had afgerond.
    Reisde de Geselle in kwestie gedurende zijn Wanderschaft van hof naar hof, dan was het handig als hij kon laten zien dat hij op verschillende plaatsen extra ervaring had opgedaan. Daar komt de brief van Saltzmann in beeld: hij had zijn leertijd waarschijnlijk al elders afgerond vóór hij op Charlottenlund arriveerde. De acht maanden die hij daar doorbracht zijn te kort voor een echte leerperiode, dus deze brief was een soort certificaat (door Eva-Maria Gruben van het Museum für Europäische Gartenkunst ook wel ‘Kundbrief’ genoemd).

    Nu wijkt de Saltzmann brief in meerdere opzichten af van de brieven die men op Schloss Benrath bewaart. Dat komt vooral omdat hij niet af is. Click op de link in mijn vorige reactie om de Lehrbrief van Petri te zien, en het valt direct op: de Saltzmann is veel minder gedecoreerd. De kalligrafie, die normaliter links en rechts zichtbaar moet zijn, is er niet. De bovenste regel is wel ontworpen, maar de kalligrafie is niet afgemaakt. Bovendien ontbreekt de letter ‘I’, van het eerste woord “Ich” -die letter wordt altijd uitgebreid gekalligrafeerd.
    Aangezien de discussie ter plekke deels ging over de vraag in welke volgorde de brieven werden gemaakt (eerst de tekst en dan de tekeningen en kalligrafie, of eerst de tekeningen omdat daar het meeste mee mis kan gaan en dan de [standaard]tekst -u snapt al, kunsthistorici onder elkaar…), is deze Saltzmann brief een goede vondst.

    De vraag is dan ook hoe een duidelijk onaffe Lehrbrief van een Duitse (Hof)Gärtner als Saltzmann in een Nederlands huisarchief opduikt. Normaliter zou je zeggen dat de aanwezigheid van een dergelijke brief erop moet duiden dat Saltzmann zelf bij het desbetreffende huis zijn diensten heeft aangeboden: de Geselle nam deze brieven namelijk zelf mee als bewijsstuk van zijn opgedane ervaringen en kunde. Maar in dit geval…

    Ik ben steeds benieuwder naar het uiterlijk van de brief die Jan vond, van Ström. Is die wel af, ondertekend, wat voor tekeningen staan er op? etc…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *